Tabak behoort tot het botanische geslacht Nicotiana, familie van de nachtschade. Het geslacht telt 70 verschillende soorten, waarvan de Nicotiana Tabacum het belangrijkste is. Oorspronkelijk groeide de tabaksplant alleen in tropische en subtropische gebieden met een vochtig klimaat, maar door gewasveredeling en verbetering van de teeltmethoden verbouwt men nu tabak over bijna de gehele wereld. Uiteraard loopt de kwaliteit van de verschillende soorten tabak behoorlijk uiteen, zodat ze ook voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Zo wordt Virginia-tabak uit Noord-Amerika vooral voor de fabricage van sigaretten gebruikt, terwijl de plantages op Sumatra, Java, Cuba en Brazilië de grondstoffen voor sigaren leveren. Aangezien de bodemgesteldheid en het klimaat ook binnen deze gebieden sterk kan verschillen, levert iedere landstreek in de praktijk feitelijk een andersoortige tabak op. Er is slechts een beperkt aantal gebieden dat de 'echte' sigarentabak kan leveren.
De tabaksplant is een eenjarige plant. Tussen het zaaien en oogsten liggen niet meer dan zo'n vier tot vijf maanden. Tijdens dit groeiproces kunnen de planten worden 'getopt' (de bloemen worden uitgesneden), waardoor alle voedingsstoffen aan de bladeren ten goede komen. Omdat niet alle bladeren tegelijk rijp zijn, worden ze één voor één geplukt. Aangezien de bladeren van onderaf rijpen, worden ze van beneden naar boven in verscheidene partijen geoogst, waarbij de onderste bladeren het zogenaamde 'zandblad' leveren. Na de oogst worden de bladeren gedroogd en gefermenteerd tot ze klaar zijn voor het vervolgproces.
Venster sluiten
De tabaksplant
Tabak behoort tot het botanische geslacht Nicotiana, familie van de nachtschade. Het geslacht telt 70 verschillende soorten, waarvan de Nicotiana Tabacum het belangrijkste is. Oorspronkelijk groeide de tabaksplant alleen in tropische en subtropische gebieden met een vochtig klimaat, maar door gewasveredeling en verbetering van de teeltmethoden verbouwt men nu tabak over bijna de gehele wereld. Uiteraard loopt de kwaliteit van de verschillende soorten tabak behoorlijk uiteen, zodat ze ook voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Zo wordt Virginia-tabak uit Noord-Amerika vooral voor de fabricage van sigaretten gebruikt, terwijl de plantages op Sumatra, Java, Cuba en Brazilië de grondstoffen voor sigaren leveren. Aangezien de bodemgesteldheid en het klimaat ook binnen deze gebieden sterk kan verschillen, levert iedere landstreek in de praktijk feitelijk een andersoortige tabak op. Er is slechts een beperkt aantal gebieden dat de 'echte' sigarentabak kan leveren.
De tabaksplant is een eenjarige plant. Tussen het zaaien en oogsten liggen niet meer dan zo'n vier tot vijf maanden. Tijdens dit groeiproces kunnen de planten worden 'getopt' (de bloemen worden uitgesneden), waardoor alle voedingsstoffen aan de bladeren ten goede komen. Omdat niet alle bladeren tegelijk rijp zijn, worden ze één voor één geplukt. Aangezien de bladeren van onderaf rijpen, worden ze van beneden naar boven in verscheidene partijen geoogst, waarbij de onderste bladeren het zogenaamde 'zandblad' leveren. Na de oogst worden de bladeren gedroogd en gefermenteerd tot ze klaar zijn voor het vervolgproces.